Informatievereisten in ontruimingszaken met minderjarigen per 1 januari 2026

De Hoge Raad heeft op 28 november 2025 prejudiciële vragen beantwoord over de invloed van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) op ontruimingsvorderingen (ECLI:NL:HR:2025:1799). Het antwoord op die vragen leidt tot een aanpassing van vereisten die de rechtbank stelt aan de informatie die de verhuurder in zo’n procedure moet verstrekken.
De Hoge Raad overweegt dat de rechter, ook bij verstekzaken, verplicht is ambtshalve te onderzoeken of er minderjarige kinderen wonen in de te ontruimen woning. Daarbij moet de rechter ook informatie opvragen bij de verhuurder over welke mogelijkheden er zijn voor alternatieve huisvesting als die informatie niet al door de verhuurder zelf is verstrekt. Belangen van kinderen moeten een ‘eerste overweging’ zijn bij de beoordeling of een tekortkoming van de huurder ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Dit betekent niet dat een ontruiming altijd moet worden afgewezen als het in het belang van de kinderen is dat zij in de woning blijven, maar hun belangen wegen wel zwaar mee. Ook de beschikbaarheid van alternatieve huisvesting speelt een belangrijke rol. Daarbij moet worden gekeken naar de kwaliteit en geschiktheid van die huisvesting, waarbij het vermijden van dakloosheid en het voorkomen van scheiding tussen kind en ouders vooropstaan. Tegelijk ligt de primaire verantwoordelijkheid voor het voorkomen van deze gevolgen bij de ouders en de overheid, niet bij de verhuurder. Van woningcorporaties kan meer worden verwacht op het gebied van alternatieve huisvesting dan van particuliere verhuurders. Tot slot kan de rechter bij toewijzing van de ontruimingsvordering rekening houden met de belangen van kinderen door bijvoorbeeld een langere ontruimingstermijn toe te kennen of de beslissing uit te stellen om het zoeken naar alternatieve huisvesting te faciliteren. Onder omstandigheden kan hij ook voorwaarden verbinden, zoals het voorzien in adequate opvang.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad verzoekt de rechtbank verhuurders expliciet aandacht te besteden aan de vraag óf er minderjarige kinderen in het gehuurde verblijven én welke mogelijkheden van alternatieve huisvesting er zijn. In tegenspraakzaken zal tijdens de mondelinge behandeling ook aandacht worden besteed aan deze onderwerpen. In verstekzaken zal via een tussenvonnis informatie worden opgevraagd als in de dagvaarding geen (volledige) informatie is opgenomen over de aanwezigheid van kinderen en de mogelijkheden van alternatieve huisvesting.












